Misschien ken je het wel: je hebt zin in chips en je weet dat het in huis is. “Oeh, ik heb zin in chips”. En daarna denk je: “Ja, hallo, het is een doordeweekse dag, dat ga ik niet zomaar nemen… Maar ik wil het eigenlijk wel.” En dan denk je: “Nou weetje, ik doe gewoon een klein beetje in een bakje en de rest laat ik dan in de zak voor een andere keer.” Achteraf baal je toch, want je had met jezelf afgesproken het niet te doen.
Dit is een kort voorbeeld en het gaat slechts over chips, maar wie weet herken je zulke gesprekken met jezelf over een heel ander thema. Terugkerende onderwerpen en terugkerende gesprekken met jezelf, die nooit echt een bevredigend einde hebben: ze worden telkens weer opnieuw gevoerd. Met jezelf, in jezelf.
Zulke gesprekken zijn heel normaal. Maar die gedachten en gevoelens kunnen best chaotisch en onoverzichtelijk zijn. Er loopt van alles door elkaar heen en misschien word je soms wel gek van gedachten – of het wordt piekeren dat nergens toe leidt – en is het lastig om wat te doen aan gedachten en gevoelens waar je dan eigenlijk wel ‘last’ van hebt (in meer of mindere mate).
Hieronder leer je meer over die interne dialoog; de verschillende stemmen in je hoofd die met elkaar in gesprek zijn. Er is een manier om hierin wat structuur en overzicht te creëren, namelijk door middel van de Transactionele Analyse (TA). Hiermee kan je op een hele mooie en overzichtelijke manier je gedachten en gevoelens ordenen en bekijken. Hierdoor word je je meer bewust van wat je denkt en voelt. Dit gaat je helpen om patronen te doorbreken.

De drie rollen
Volgens de TA zijn er drie verschillende ‘stemmen’ (ook wel: rollen) aanwezig in jezelf. En deze verschillende rollen kunnen in je gedachten, in je hoofd, met elkaar in gesprek gaan. Het gaat om:
- de Ouder: die je de dingen vertelt zoals geleerd en voorgedaan door ouders en/of ouderfiguren;
- de Volwassene: die onderzoekt, afweegt en handelt in het hier-en-nu;
- het Kind: waarbij je denkt, voelt en je gedraagt zoals je dat als kind deed.
Innerlijk klinken dus verschillende stemmen, vanuit verschillende rollen.
Nog een voorbeeld:
Je probeert de voordeur open te maken, maar laat de sleutelbos uit je handen vallen. Je zegt als vanzelf: “Wat ben ik toch een prutser.” Je voelt je hierdoor kwaad.
In het voorbeeld geeft de innerlijke Ouder een kritische boodschap aan het Kind, wat het kind boos (of verdrietig?) maakt.
De voorbeelden zijn eerst wat scherp en ongenuanceerd, zodat het principe duidelijk wordt. In werkelijkheid zijn er allerlei nuances te maken.
Nu volgt een stukje theorie over ontwikkelingspsychologie. Daarna lees je hoe het schema van transactionele analyse je kan helpen om inzicht te krijgen in je gedachten en gevoelens. De theorie legt uit hoe die ‘stemmen’ ontstaan.

Theorie: het Kind
Wanneer een kind geboren wordt, bestaat alleen nog maar het onderste bolletje: de ‘K’.Kind De ouders zijn er om de rol van de ouder en volwassene te vervullen. Op basis van de ervaringen van het kind met de ouders, vormt het zich een beeld van zichzelf en een beeld van de wereld. Wordt een kind goed genoeg verzorgd en voldoende voorzien in de behoeften die het heeft, dan zal er vertrouwen groeien: vertrouwen in de wereld en in zichzelf.
Een baby heeft honger en huilt. De vader of moeder pakt het kind op en geeft het eten. Het vertrouwen in de wereld groeit: ‘Er is iemand die mij geeft wat ik nodig heb’. Het zelfvertrouwen groeit: ‘Ik kan goed aangeven wat ik wil, want ik had honger, moest huilen en dat werd begrepen, want ik kreeg eten.’
Kinderen denken ego-centrisch. Dat betekent dat het kind alles op zichzelf betrekt, ook dingen die je logischerwijs helemaal niet op jezelf kunt betrekken. Je ziet het ego-centrische terug in het voorbeeld: het kind denkt dat het aan zichzelf ligt dat het goed verzorgd wordt, terwijl de ouders dat doen. Dat is dus niet logisch, maar wel hoe het werkt.
Doordat het kind uit het voorbeeld voorzien wordt in zijn behoefte, raakt het zelfverzekerd en krijgt wat hij wil (en denkt ik mag zijn wie ik ben) en wordt als het ware ‘vrij’ Het kind durft, is niet bang: het heeft vertrouwen in de wereld en in zichzelf.
Een baby heeft honger en huilt. De vader of moeder pakt het kind op en verschoont de luier. Het vertrouwen in de wereld loopt schade op: er is daarbuiten niemand die me geeft wat ik nodig heb. Het zelfvertrouwen groeit niet: wat is er mis met mij? Ik kan blijkbaar niet zeggen wat ik nodig heb, want ik had honger, moest huilen, en kreeg een schone luier.
Zo werkt het met alle behoeften die een kind heeft. Helaas krijgt het kind soms niet of niet genoeg wat het nodig heeft. Dan denk het kind: er is iets mis met mij, ik ben niet oke
Dat klinkt niet logisch, hè. Maar toch gaat het zo, want een kind denkt egocentrisch.
Omdat niet aan de behoeften wordt voorzien en het kind denkt dat het daar zelf de oorzaak van is, gaat het experimenteren en zich aanpassen om te ontdekken op welke manier het wel iets krijgt van wat het nodig heeft. Dit kan op een ‘lieve’ manier en op een ‘rebelse’ manier.
Een kind ervaart dat het niet de aandacht krijgt van de ouders die het nodig heeft. Het komt erachter dat papa of mama heel blij reageert wanneer het kind heel goed luistert en heel netjes is. Dus nu probeert het kind altijd heel netjes en lief te doen, zodat papa en mama dat opmerken en haar zien.
Dat is de Aangepaste Kind-rol.
Wat ook kan, is dat het kind juist heel grof en/of boos doet (rebels gedrag), precies het tegenovergestelde van wat ouders willen. En ook dat zien papa en mama dan wel, en merken dat op; het kind krijgt misschien straf of wordt aangesproken. Op deze manier krijgt het kind dus toch nog aandacht. Negatieve aandacht, is voor een kind ook aandacht. En zo krijgt het iets van de aandacht (positief of negatief) die het kind nodig heeft. Dat is de Rebels Aangepaste Kind-rol.
Wat je nu weet:
In de positie van het Kind liggen opgeslagen kind-ervaringen en -gevoelens. In het kind zijn drie rollen te onderscheiden:
- het vrije kind (VK);
- het aangepaste kind (AK);
- het rebels-aangepaste kind (RAK).
Theorie: de Ouder
De ouderfunctie is gevuld met opgeslagen boodschappen van ouders en ouderfiguren. Dit worden je normen, waarden en overtuigingen.
Tot het kind ongeveer vijf jaar oud is, blijft het de ‘Ouder’ een extern iemand. Een kind heeft dan namelijk nog geen innerlijke stem van een ouder in z’n hoofd. Dat kan je goed merken: geef je een jong kind bijvoorbeeld de opdracht om van een plant af te blijven, dan zal het dat ook doen wanneer je erbij bent. Maar op het moment dat je dan wegloopt en weer terug de kamer inkomt, kan het goed zijn dat de kamerplant gesneuveld is. Of dat er op de muur gekleurd is, of er een koekje gepakt is. Dat komt omdat het kind nog geen innerlijke ouder heeft ontwikkeld. Er is geen geweten, geen stemmetje dat zegt: dit mag je niet doen, hier mag je niet aanzitten, ook niet wanneer papa of mama niet zichtbaar is. Dus wanneer die externe stem weggaat, door de ruimte te verlaten, dan loopt het geweten ook de kamer uit. En kunnen alle remmen los.
Wanneer een kind ongeveer vijf jaar is, ontstaat er wél een innerlijke Ouder. Die wordt gevormd door de ervaringen met ouders en ouderfiguren, zoals leraren of familieleden. De boodschappen die het kind krijgt, worden als het waren ‘ingeslikt’ en intern opgeslagen.
Ouder-boodschappen zijn er in twee soorten: kritisch en voedend. Kritisch is niet altijd slecht en voedend is niet altijd goed, maar het is wel het gezondst wanneer de voedende boodschappen de overhand hebben.
In groep 5 krijgt Nelson zijn rapport mee naar huis. Hij heeft veel zevens en achter, maar één 4 voor spelling. Hij haalt steeds de letters door elkaar, hoe hard hij ook zijn best doet. Hij laat het rapport thuis zien aan zijn moeder: “Waarom heb je een onvoldoende?”, zegt ze boos. “Ik verwacht meer van jou!” Ze kijkt hem de rest van de dag niet meer aan.
Nelson heeft in zijn latere leven last van faalangst.
In dit voorbeeld is duidelijk een heel kritische Ouderboodschap terug te vinden. Als je denkt: dit is toch normaal? Meld je dan zeker aan voor een kennismakingsgesprek.
In een gezonde situatie zijn de ouderboodschappen dusdanig dat het kind zich zoveel mogelijk vrij kan ontwikkelen en ervaart: het is oké wie ik ben, ik mag er zijn zoals ik ben.
Nelson krijgt zijn rapport mee naar huis. Hij heeft veel zevens en achter, maar ook een vier voor spelling. Nelsons ouders zijn trots op hem: ‘Dat heb je goed gedaan jongen!’, zeggen ze en ze kijken er erg blij en trots bij. Ook vragen ze naar zijn spelling. Het is zo lastig de letters te onderscheiden. Ze overleggen met de school en Nelson mag een dyslexie test toen. Hij wordt nu extra ondersteund en met spelling gaat het na een poosje beter.
Nelson leert dat het oké is hoe hij is en ontwikkelt zich tot een stevige persoonlijkheid.
Wat je nu weet:
De ouderfunctie is gevuld met opgeslagen boodschappen van ouders en ouderfiguren. Dit worden je normen, waarden en overtuigingen. De ouder kan kritisch (KO) en voedend (VO) zijn.
Theorie: de Volwassene
Als het goed is, heb je intussen al een en ander gelezen over het Kind en de Ouder: twee innerlijke stemmen. Het is de bedoeling dat er in het opgroeien ook een Volwassen functie ontstaat.
De Volwassene is in het hier-en-nu handelt op basis van wat er in het hier-en-nu gebeurt. Dat betekent dat vanuit de Volwassene heel ‘feitelijk’ naar de werkelijkheid wordt gekeken. Er is geen associatie met eerder ervaringen. De Volwassene is ‘redelijk’. De Volwassene heeft als taak, om na een moment van reflectie en ‘luisteren’ naar wat Ouder- en Kind te zeggen hebben, keuzes te maken.
Dat je dus als het ware in gesprek gaat met de Ouder en het Kind, en als volwassene besluit wat je gaat doen. Met andere woorden: in het hier-en-nu hoort de Volwassene achter het stuur te zitten.
Problemen kunnen ontstaan wanneer in het hier-en-nu niet de Volwassene achter het stuur zit, maar bijvoorbeeld het Kind, of de Ouder. Die ‘besmetten’ als het ware de Volwassen functie.
Na deze informatie ziet het schema met de bolletjes er nu zo uit als op het plaatje hiernaast.
Misschien is dit nog wat abstract, maar we kijken nu verder naar hoe dit er in de praktijk uit kan zien.

Hoe werkt dat in de praktijk?
We gaan uit van de volgende situatie: Je loopt door de stad langs een ijssalon en je merkt dat je zin hebt in een ijsje.
- Je merkt dat je zin hebt in een ijsje, maar je mag van jezelf geen ijsje hebben. Je vindt dat je eigenlijk al wat te dik bent. Dat is vroeger ook wel tegen je gezegd: je bent een dikkertje, zo krijg je nooit verkering. Je koopt daarom geen ijsje en je baalt ook van jezelf. Je besluit om een extra rondje te gaan hardlopen die dag.
- Je merkt dat je zin hebt in een ijsje. Vroeger ben je gepest omdat je wat forser was. Je koopt een ijsje met 4 bolletjes. Dat zal ze leren, het doet me niks dat ze me gepest hebben. Ik ga mijn eigen weg. Ondertussen heb je al wel flink overgewicht en spuit je insuline.
In beide voorbeelden is het verleden onbewust bepalend voor de keuze in het nu. Voorbeeld 1 laat zien dat de Kritische Ouder (de overtuiging dat je dik bent en dat daarom geen relatie zult krijgen en alleen zult blijven) en het Aangepaste Kind (dat daarom maar slank en sportief wil zijn zodat er dus toch wel mensen zijn die je willen) met elkaar bepalen wat er in het hier-en-nu gebeurt.
In voorbeeld 2 zie je dat een kritische boodschap uit het verleden juist een rebelsheid aanspreekt.
In de ideale situatie is er een moment van reflectie waarna je als Volwassene in het hier-en-nu een keuze maakt.
Je merkt dat je zin hebt in een ijsje (Vrije Kind). Je erkent je verlangen naar een ijsje. Een ijsje is erg lekker. Je begrijpt van jezelf wel dat je er zin in hebt (Voedende Ouderrol). Tegelijkertijd hecht je belang aan een gezonde leefstijl (normen en waarden, Kritische Ouder). Ook vind je het belangrijk om te genieten van de goede dingen van het leven, waaronder ook een lekker ijsje valt (Voedende Ouder).
Je neemt een moment om een afweging te maken. Je erkent het verlangen naar een ijsje (Kind), je erkent ook het belang van een gezonde leefstijl. Je ziet dat je leefstijl gezond genoeg is. Daarom kies je ervoor om een lekker ijsje te kopen.
Of;
Je neemt een moment om een afweging te maken. Je erkent het verlangen naar een ijsje (Vrije Kind), je erkent ook het belang van een gezonde leefstijl (Ouder). Je ziet dat je het afgelopen weekend keer flink uit eten geweest bent. Daarom kies je ervoor nu geen ijsje te kopen (Volwassene).

Wat kan je ermee?
Wat heb je eraan dat je deze stemmen in jezelf kunt onderscheiden?
Gedachtenpatronen en overtuigingen zijn voor een heel groot deel onbewust. Het is als fietsen: je hebt ooit aangeleerd zo te denken, en wanneer je dat kunt, gaat het automatisch en onbewust. Dat maakt ook dat je er niets aan kunt veranderen.
Op het moment dat je je weer bewust wordt van wat je eigenlijk denkt, kan je kiezen. Kiezen voor nieuwe overtuigingen. Wanneer bijvoorbeeld blijkt dat je altijd keihard werkt om te presteren en tegen een burn-out aanzit, omdat je eigenlijk denkt dat je minder waard bent dan anderen, kan je ervoor kiezen jezelf te zeggen dat het goed genoeg is hoe je bent, en dat je je waarde niet hoeft te bewijzen door hard te werken. Dit geeft een stuk meer ontspanning.
Verder lezen
Vaak hoor ik van mensen die ik in de praktijk spreek: “Ik weet wel dat ik evenveel waard ben als ieder ander, maar het voelt niet zo. Wat kan ik nu doen?”
Ik denk dat dit alles te maken heeft met de oorsprong van de overtuiging die nog onbekend is. Hoe overtuigingen ontstaan en hoe je daar inzicht in kunt krijgen met de ‘scriptcirkel’ leg ik uit in mijn volgende e-book.
Reactie plaatsen
Reacties
Wat interessant en mooi en leuk geschreven!